“Uhh, goedemiddag. U heeft destijds ook de uitvaart van mijn ouders verzorgd, kunt u mij helpen?” Er klinkt een lichte ondertoon van paniek in de stem van de beller. “Mijn tante is overleden. Ze wilde eigenlijk haar lichaam aan de wetenschap nalaten. Maar ik heb zojuist van het ziekenhuis begrepen dat dat niet kan vanwege de bacterie waaraan ze is overleden.”
Ik stel haar gerust en we besluiten elkaar te ontmoeten op de woonplek van haar tante. Dat blijkt het een soort kunstenaarscollectief te zijn. “Mijn tante was nogal een vrije geest,” verontschuldigt het nichtje zich, mismoedig wijzend op de bonte verzameling sculpturen en vazen die her en der verspreid liggen. “Ze was pottenbakster. O, nee.... keramiste, zo noemde zij zichzelf. Maar ze vond het zonde om haar kunst te verkopen. Ze geloofde niet in eh...geld, had nooit een rooie cent. Kunt u mij helpen om haar voor zo weinig mogelijk geld toch een nette uitvaart te geven? Het was een goed mens. Ze hielp waar ze kon. Deed ontzettend veel vrij- willigerswerk en zo. Ze verdient echt een fatsoenlijk afscheid,” en met een wanhopige zucht veegt ze traan van haar wang.
Ik twijfel niet en besluit mee te denken over hoe we zo kostenbesparend mogelijk te werk kunnen gaan. “Als je niet al te veel mensen verwacht, zouden we de afscheidsbijeenkomst hier in deze ruimte kunnen houden? Verder kunnen we kiezen voor een technische crematie waarbij we geen gebruik maken van de aula en koffiekamer van het crematorium. En misschien een opbaarplank in plaats van een kist?”
Het nichtje knikt opgelucht en oppert dat we misschien ook een soort digitale rouwkaart voor social media kunnen maken met een link naar een crowdfunding-pagina. “Ik heb dat eerder voor een ander goed doel gedaan en dat is toen ook goed gelukt,” zegt het nichtje met opgeluchte stem en ik zie een sprankje hoop in haar ogen.
Op de dag van de uitvaart is het zo druk dat we de tuindeuren van de ge- meenschappelijke ruimte open moeten zetten. De belangstellenden hebben zelf kleine gerechtjes en drinken meegenomen. Op een wankel krukje zit een jongen met twee verschillende schoenen aan, zachtjes op zijn gitaar te tokkelen. Kunstenaars, statushouders, studenten, buurtkinderen en zelf de kassajuffrouw van de buurtsuper weten de geluidsinstallatie te vinden om met de aanwezigen te delen wat de overleden dame voor hem of haar heeft betekend. Mijn voorstel om tantes “keramieken objecten” uit te delen aan de aanwezigen, vindt gretig aftrek. Als we aan het einde van de samen- komst buiten een erehaag vormen, tot aan de als rouwauto dienstdoende klussenbus van de buurman, staan er mensen bijna tot aan het einde van de straat.
“Zoveel mensen had ik echt niet verwacht,” verzucht het nichtje als we weer binnen zijn. “En kijk eens,” opgelucht laat ze mij de crowdfunding- app op haar telefoon zien. “Ik denk dat er genoeg geld gedoneerd om haar uitvaart te bekostigen.”Als ik later buiten op een bank een vergeten bloem zie liggen, valt mijn oog op de in hanenpoten geschreven tekst op het kaartje wat eraan hangt: De gelukkigste mensen blijken diegenen te zijn die geen bepaalde reden hebben om gelukkig te zijn behalve dat ze het zijn. Liefs van Kees.
Ik glimlach. Ik denk dat Kees gelijk heeft.