“Natuurlijk kom ik je effe helpen vanmiddag, wijffie. Ik heb toch niets te doen, doodsaai!” De bulderende lach aan de andere kant van de lijn maakt dat ik mijn telefoon een stukje van mijn oor houd. Aan de lijn heb ik René, een rasechte Amsterdammer, werkzaam bij de uitvaartservice waar Vrouwen van Sereen nauw mee samenwerkt. Zij ondersteunen ons met allerlei producten en diensten; van rouwauto’s tot uitvaartkisten en van chauffeurs en gastdames tot koelapparaten. Voor al hetgeen wij niet zelf in huis hebben of soms tekortkomen. Vandaag heb ik René gebeld omdat ik zijn hulp nodig heb bij het overtillen van een meneer van het bed waarin hij is opgebaard, in de kist. De familie koos bewust voor een opbaring op bed omdat zij dit vriendelijker vonden overkomen voor de vele medebewoners in het huis van meneer die hem gedag wilden komen zeggen.
Het over leggen van bed in de kist doen wij bij voorkeur op de dag voor de uitvaart en niet op de dag zelf. De familie heeft dan even tijd om te wennen aan de aanblik van zo’n grote doodskist in de kamer van vader of opa. Vaak wil de familie helpen bij het in-de-kist-leggen maar ik heb altijd een sterke man achter de hand, die onverhoopt kan helpen als het anders loopt. Vandaag is dat dus René.
Het regent als ik bij het verzorgingstehuis aankom. René staat al met zijn busje bij de ingang. Hij zwaait joviaal en stapt uit: “Moppie! Wat een graftakken weer, hè?” buldert hij lachend. Met een rood hoofd maan ik René tot het inperken van zijn volume en jovialiteit, maar ik weet maar al te goed dat zijn zwarte humor een manier is om zich staande te houden in dit soms loodzware uitvaartwerk. Samen tillen we de mooie, blankhouten kist uit de bus op een klein karretje.
Als we even later de kamer van de overleden meneer bereiken, worden we begroet door de naaste familie. De oudste dochter staat zenuwachtig op en zegt: “We hebben het er zojuist even over gehad maar we vinden het toch fijner als jullie papa in de kist tillen.” “Dat gaan we doen”, knik ik richting René. De oudste dochter gaat ons voor en doet de deur open. “Vinden jullie het goed als we papa zijn lievelingsmuziek opzetten?” vraagt ze. Ik knik en even laten klinkt er vrolijke draaiorgelmuziek door de kamer. De oudste dochter glimlacht verontschuldigend. “Niet echt toepasselijk maar mijn vader was gek op draaiorgelmuziek en draaiorgels. Hij bouwde ze zelfs na, op schaal. Kijk maar, daar op zijn nachtkastje staat een replica van zijn lievelingsdraaiorgel: Het Hummeltje.”
Als ik buig om het te bekijken, hoor ik achter mij iemand ingehouden snikken. Het is René. Bezorgd kijk ik hem aan. “Sorry hoor,” snottert René ongemakkelijk. “Dit is zo onprofessioneel.” Hij veegt stiekem nog een traan weg met zijn stropdas. “Kijk, mijn vader zou deze week 83 zijn geworden.” Hij slikt even. “En hij was jarenlang de orgelman van Het Hummeltje.” We kijken hem allemaal stomverbaasd aan. Iedereen is er stil van.
Als ik een paar weken later bij de familie op nagesprek ben, komt Het Hummeltje meteen weer ter sprake. “Weet u wat ik nou zo bijzonder vond,” zegt de oudste dochter, "dat jullie geregeld hebben dat René op de dag van de uitvaart ook de chauffeur van de rouwauto was. Dat mijn vader naar zijn laatste rustplaats is gereden door de zoon van de orgeldraaier van zijn lievelingsdraaiorgel. Mooier kan het niet.” Geëmotioneerd diept ze iets op uit een grote tas. “Wilt u dit aan René geven? Dat zou mijn vader zo gewild hebben.” In mijn handen houd ik de nagebouwde replica van Het Hummeltje.